Het spel bevat vijf soorten kaarten.
De opwaardeerkaarten zijn vragenkaarten. Zij vormen de
basis van het spel en zijn bedoeld om te reflecteren. De vragen zijn zo
geformuleerd dat ze versterken wat werkt. De aandacht richt zich op wat
iemand al kan, wat iemand al doet wat werkt en waar hij of zij meer van
zou kunnen doen.
De vragen kunnen op zichzelf staan of, in
combinatie met de thema- en situatiekaarten, voor specifieke
praktijksituaties (of casuïstiek) worden beantwoord.
De themakaarten nodigen uit om te focussen op een bepaald onderwerp. Deze kaarten zijn optioneel. Op de blanco kaarten kun je naar wens andere situaties aan het spel toevoegen die van toepassing zijn op je eigen (werk)omgeving.
De situatiekaarten geven verschillende omgevingen weer waarin je je werkzaamheden kunt verrichten. Ook deze kaarten zijn optioneel en aan te vullen met de blanco situatiekaarten.
Met een tipkaart kun je een tip aanbieden aan degene die de beurt heeft. Om een tip te geven, moet je toestemming hebben van de ontvanger. Wees zuinig met tips of haal de tipkaarten uit het spel als je de spelers zoveel mogelijk wilt uitdagen hun eigen oplossingen en mogelijkheden te vinden.
De doorvraagkaarten kunnen de medespelers gebruiken om een vraag te stellen aan de persoon die de beurt heeft. Spreek af dat je alleen verhelderende vragen mag stellen en geen beoordelende of suggestieve vragen. Of laat het doorvragen achterwege door de kaarten uit het spel te halen.